Heey jongens
Even een vraagje, ik heb hier een titel en een proloog van een verhaal neergezet en dan wil ik heel graag van jullie weten of het jullie leuk/spannend lijkt en of jullie het zouden lezen. Als het niet te veel moeite is natuurlijk
Ogen van de Schaduw
ProloogDe maan stond hoog aan de hemel als een zilveren schaal. Hij wierp zijn ijzige, witte licht over het oerwoud. Bomen, groter dan wolkenkrabbers staken uit boven de anderen. Het oerwoud, dicht en onbegaanbaar, overmeesterd door de nacht. De zwarte, angstaanjagende schaduwen namen de gekste vormen aan en je verbeelding ging met je op de loop. Om elk hoekje school gevaar, jagers van de nacht. Zij heerste wanneer de dag zich terugtrok achter de horizon. Een gestalte maakte zich los uit de ene zwarte vlek, geworpen door de maan, en snelde naar de andere. De bladeren ritselde onder zijn voeten. Een wolf huilde eenzaam en niemand beantwoordde zijn roep. Ergens, hoog in een boom zat een jongen, alleen. Maar niet voor lang.
De man gooide de deur open en de jongen hoefde niet eens op te kijken om te weten wie er stond. ‘We gaan.’ Klonk zijn onheilspellende stem.
Nu keek de jongen echter wel op. Hij staarde recht in de grote, zwarte, bodemloze ogen van zijn leermeester. ‘Nu?’ Lichte verbazing klonk door in zijn stem.
‘Er is geen tijd te verliezen.’
De jongen stond op van zijn bed en was in enkele stappen stond hij bij zijn kast. Hij trok met een hand de la open terwijl hij met de andere hand een rugzat van een stoel afgritste. Hij stopte even en draaide zich om. Hij staarde de man aanstaarde, hoewel weinig mensen dat maar durfde. Er viel een doodse stilte. ‘Ze hebben je weggestuurd hé?’
Zijn gezicht vertrok en de stilte overmeesterde de hut. ‘Het duurde langer dan ik had verwacht.’
‘Je dacht dat ze je weggestuurd hadden toen ze het in eerste instantie ontdekte?’ De jongen trok een wenkbrauw op.
Weer was het stil. De vloerplanken kraakte onder de voeten van de jongen terwijl hij vliegensvlug een ander shirt aan trok.
De meester staarde hem aan. ‘Je wist dat dit moment zou komen. Je wist het al heel lang.’
De jongen liet het shirt langzaam over zijn hoofd zakken en staarde naar de muur. Hij sloot zijn ogen en haalde diep adem.
‘Ben je er klaar voor?’
‘Zo klaar als maar kan zijn.’ Hij draaide zich om en staarde zijn meester weer aan.
‘Dit is ons moment, mijn jongen.’ De man deed een paar stappen naar voren en legde een arm op zijn schouder. ‘Ons tijdperk is aangebroken. Niet langer zullen wij ongemerkt blijven. Mensen zullen ons vrezen en we zullen eindelijk krijgen wat ons werkelijk toekomt. De macht die wij verdienen.’
De jongen keek de man aan en een stiekem lachje danste over zijn lippen.
‘Niet lang meer, en de wereld zal van ons zijn.’ De zwarte, kille ogen fonkelde. ‘En niets of niemand zal ons kunnen stoppen.’